e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nok kapboom: kap˱bǫwm (Eijsden) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
nors bars: barsch (Eijsden) norsch (barsch) [SGV (1914)] III-3-1
notariskosten schrijfgeld: Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  sjriefgèld (Eijsden) gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
noten afslaan afhouwen: ideosyncr.  aofhowwe (Eijsden), slaan: ideosyncr.  schloen (Eijsden) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] III-2-3
notendop helle schil: ideosyncr.  hèl schul (Eijsden) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] I-7
nylonkous nylon: nylons (Eijsden) nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3
ochtend (vanmorgen ochtend: mörrege (Eijsden), vuur de noon (Eijsden) s morgens) [DC 65 (1990)], [SGV (1914)] III-4-4
oever boord: bōērt (Eijsden), kant: kaant (Eijsden), oever: oover (Eijsden) oever [SGV (1914)] || oeverhelling [SGV (1914)] III-4-4
okkernoot noot: neut (Eijsden), nooit (Eijsden) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] I-7
olie olie: oèlie (Eijsden), smout: schmaat (Eijsden) olie [SGV (1914)] III-2-3