18534 |
overhemd met boord |
stadshemd:
sjtadshimd (Q198p Eijsden)
|
het overhemd met boord [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18535 |
overhemd zonder boord |
werkhemd:
wèrrekhimd (Q198p Eijsden)
|
overhemd zonder boord [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18553 |
overjas (alg.) |
jas:
jas (Q198p Eijsden),
overjas:
uuëverjas (Q198p Eijsden),
uëverjas (Q198p Eijsden),
paletot (fr.):
palteau (Q198p Eijsden),
palto (Q198p Eijsden)
|
een lange dikke overjas [N 59 (1973)] || herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33897 |
overkoot |
(het) pootje (hebben):
pø̄tšǝ (Q198p Eijsden)
|
Het voorwaarts doorknikken van de koot van het voorbeen van het paard als gevolg van een verstuiking of van een forcering door te hard te trekken. Zie afbeelding 13. [JG 1b; N 8, 73b, 93a, 93b en 95m]
I-9
|
19484 |
overloop |
overloop:
ueverloöp (Q198p Eijsden)
|
Hoe noemt u de vloer boven tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers? (overloop, allee, denter) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
26590 |
overmalen |
namalen:
nǭmǭlǝ (Q198p Eijsden)
|
Voor de tweede maal hetzelfde materiaal malen. [N O, 36d]
II-3
|
33560 |
overrijp, beurs |
meletig:
ideosyncr.
mèeleteg (Q198p Eijsden),
mèletig (Q198p Eijsden)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
19056 |
overtuigd |
overtuigd:
euvertuig (Q198p Eijsden)
|
overtuigd [SGV (1914)]
III-1-4
|
19050 |
overtuigen |
overtuigen:
euvertuige (Q198p Eijsden)
|
overtuigen [SGV (1914)]
III-1-4
|
33742 |
paal van de weideafrastering |
paal:
pǭl (Q198p Eijsden)
|
De meeste opgaven in dit lemma duiden op een paal uit de draadomheining rond een weide. Deze opgaven zijn ontleend aan de antwoorden op de vraag ø̄Hoe noemt u de paal van de weideafrastering?ø̄ (N 14, 64). Een aantal opgaven is ontleend aan de vraag naar het algemene woord voor ø̄paalø̄ (S 27). De antwoorden op beide vragen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 64; S 27; Vld.; monogr.]
I-8
|