id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17910 | spuiten | spuiten: schpuite (Eijsden) | spuiten [SGV (1914)] III-4-4 |
17819 | staan | staan: schtoin (Eijsden) | staan [SGV (1914)] III-1-2 |
26166 | staander | staander: štø̜̄ndǝr (Eijsden) | Het rechtopstaande deel van een omvallende kraag. [N 59, 123a] II-7 |
20125 | staart | staart: schtart (Eijsden), štart (Eijsden), stots: štyts (Eijsden) | [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [SGV (1914)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-11, I-9, III-4-2 |
21272 | stad | stad: schtad (Eijsden), štat (Eijsden) | stad [RND], [SGV (1914)] III-3-1 |
28377 | stal | stal: šta.l (Eijsden), štã.l (Eijsden), štā.l (Eijsden) | Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6 |
34203 | stalklauwen | stalpoten: (enk) stālput (Eijsden) | Als de koeien in de winter op stal staan, hebben ze weinig of geen beweging. Daardoor slijten de klauwen minder af. Ze kunnen aangroeien. Hierdoor ontstaan de "stalklauwen" met snavelvormig omgebogen toongedeelten. Deze hebben een zeer ongunstige invloed op de beenstanden en veroorzaken onnodige vermoeidheid. Zie ook het lemma ''stalklauwen'' in wbd I.3, blz. 482. [N 52, 9; A 48A, 13] I-11 |
19593 | stallamp | lucht: stallantaarn luuch (Eijsden) | lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
24739 | stam uit een haag | stam: ideosyncr. schtam (Eijsden) | Een stam uit een haag (port). [N 82 (1981)] III-4-3 |
24579 | stam van de boom | stam: sjtam (Eijsden), ideosyncr. schtaam (Eijsden) | boomstam || Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)] III-4-3 |