e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
windhoos houwmouwtje: hamawke (Eijsden) klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)] III-4-4
winkelhaak winkelhaak: weŋkelhǭk (Eijsden), winkelhoak (Eijsden) Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)] II-7, III-1-3
winnen winnen: (w)ine (Eijsden) winnen [GTRP (1980-1995)] III-3-2
winterkleren wintergoed: wingtergood (Eijsden), winterkleren: wingterkleier (Eijsden) winterkleren [N 23 (1964)] || Winterkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
winterkoninkje koninkje: kjuuningske (Eijsden) Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)] III-4-1
winterwortelen poten: pōǝtǝ (Eijsden), wortelen: wortǝlǝ (Eijsden) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wip wip: /  Wip (Eijsden) wip [SND (2006)] III-3-2
wippen wippen: (w)ipe (Eijsden) wippen [GTRP (1980-1995)] III-3-2
wispelturig kwispelachtig: kwispelechtig (Eijsden) wispelturig [SGV (1914)] III-1-4
wisselvallig weer t weer staat te luimen]: ⁄t waer wit neet wat ⁄t wèl (Eijsden) niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] III-4-4