18360 |
zijspleet in de overrok |
spleet:
sjplieët (Q198p Eijsden)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21624 |
zilvergeld |
zilvergeld:
Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!
zeelver geld (Q198p Eijsden)
|
zilveren geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22771 |
zingen |
fluiten:
wwvorm: hij fluit
flöt (Q198p Eijsden)
|
zingen
III-4-1
|
17827 |
zitten |
zitten:
zitte (Q198p Eijsden)
|
zitten [SGV (1914)]
III-1-2
|
18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
boeëjem (Q198p Eijsden),
kruis:
kruus (Q198p Eijsden)
|
het kruis van de broek (zolder, kont, kruis, schreej enz.) [N 59 (1973)] || zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17828 |
zoeken |
zoeken:
zeuke (Q198p Eijsden)
|
zoeken [SGV (1914)]
III-1-2
|
20828 |
zoethout |
zoethout:
zeuthout (Q198p Eijsden)
|
zoethout [SGV (1914)]
III-2-3
|
19719 |
zolder |
zolder:
zoͅldər (Q198p Eijsden)
|
zolder [SGV (1914)]
III-2-1
|
33426 |
zolder boven de dorsvloer |
overden:
ȳǝvǝr[den], yǝvǝr[den] (Q198p Eijsden)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|
19491 |
zolderkamer |
zolderkamertje:
zoͅldərkēͅəmərkə (Q198p Eijsden)
|
zolderkamer [N 05A (1964)]
III-2-1
|