24479 |
eikel |
eikel:
ekəls (Q198p Eijsden)
|
eikels [RND]
III-4-3
|
24142 |
ekster |
ester:
èschter (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
ekster [SGV (1914)] || Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
eksteroog:
ègschteraug (Q198p Eijsden),
ègschterauw (Q198p Eijsden),
esteroog:
èschteraug (Q198p Eijsden),
èschterauw (Q198p Eijsden)
|
likdoorn, eksteroog [SGV (1914)]
III-1-2
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
elǝštik (Q198p Eijsden)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
24504 |
els |
priem:
prę̄m (Q198p Eijsden),
zuil:
zø̜jl (Q198p Eijsden)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
spekworm:
Veldeke
ene sjpekweurm (Q198p Eijsden),
Veldeke m.v.
sjpekwörm (Q198p Eijsden)
|
engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
ingkel (Q198p Eijsden),
inkel (Q198p Eijsden)
|
enkel [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
33605 |
enten |
griffelen:
griffelə (Q198p Eijsden),
gruffelen:
grøfijə (Q198p Eijsden)
|
[RND 08] [SGV (1914)]
I-7
|
22433 |
ereboog |
boog:
boag (Q198p Eijsden)
|
Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24775 |
ereprijs |
veronica:
-
veronica (Q198p Eijsden)
|
ereprijs
III-4-3
|