32979 |
gerst |
gerst:
gērs (Q198p Eijsden),
gē̜š (Q198p Eijsden)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
18312 |
geruite jurk |
ruitjeskleed:
ruutsjeskleed (Q198p Eijsden)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
poepen:
poepe (Q198p Eijsden),
zich gebruiken:
zich gebruuke (Q198p Eijsden)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (Q198p Eijsden)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gespel:
gaspel (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden),
schoon met ê gaspel (Q198p Eijsden)
|
de gesp aan de broek [N 59 (1973)] || gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
borst:
boeësj (Q198p Eijsden),
voorzetsel:
vuurzietsel (Q198p Eijsden)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
strepen broek:
Van Dale: II. strepen (bn.), <gew.> van gestreepte stof: een strepen rok.
sjtriepe brook (Q198p Eijsden)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18519 |
getailleerd colbert |
getailleerd (<fr.) colbert (fr.):
getailleerd kolbaer (Q198p Eijsden)
|
een getailleerd colbert [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18559 |
getailleerde jas |
geklede jas:
geklejde jas (Q198p Eijsden)
|
geklede jas met taillenaad [N 59 (1973)]
III-1-3
|
21319 |
getatewaal |
gestommel:
gestoèmel (Q198p Eijsden)
|
getatewaal (gebrekkig spreken) [SGV (1914)]
III-3-1
|