19482 |
pollepel |
potlepel:
poͅtliəpəl (L288c Eind)
|
pollepel
III-2-1
|
19474 |
pook |
rakelijzer:
rōͅkəlī.sdər (L288c Eind),
rōͅkəlī.zər (L288c Eind)
|
pook
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
pǫrt (L288c Eind)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
24226 |
pop, vrouwelijke zangvogel |
pop:
póp (L288c Eind)
|
pop, vrouwtje ve zangvogel
III-4-1
|
24490 |
populier (alg.) |
peppel:
peppel (L288c Eind)
|
populier
III-4-3
|
33171 |
poten |
zetten:
zętǝ (L288c Eind)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|
19494 |
potkachel |
duiveltje:
dy(3)̄.vəlkə (L288c Eind)
|
klein rond kacheltje op de boerderijen vroeger gebruikt om veevoer en de was te koken, men trof het in de tweede wereldoorlog ook wel in burgerkeukens aan voor verwarmings- en kookdoeleinden. Het waren in feite allesbranders die zonder bezwaar ook met sla
III-2-1
|
33350 |
potstal |
potstal:
pǫt[stal] (L288c Eind)
|
Een potstal is een ouderwetse stal, met als voornaamste functie het winnen van mest. De bodem is niet geplaveid; de koeien staan direct op de grond en de mest. Omwille van de mest stonden de koeien vroeger het hele jaar op stal, later alleen in de winter. Het vee stond in twee rijen, vastgebonden aan de stalpalen. Over de mest heen werd strooisel gespreid en zo kwamen de koeien steeds hoger te staan, tot de potstal "vol" was. De mest in de potstal werd regelmatig verplaatst, maar de potstal werd slechts één of twee keer per jaar uitgemest. De potstal verdween om hygiënische redenen. In armoedige streken, zoals in de Kempen, waar men grote behoefte aan mest had, is de potstal het langst blijven bestaan, totdat de kunstmest opkwam. Waar de potstal niet bekend is geweest, heeft men er vaak wel een woord voor, dat men van elders kent. Waar de potstal vroeger de gewone stal was, werd hij gewoon "stal" of "koestal" genoemd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 7. [N 5A, 49a; N 4, 65; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
29425 |
pottenkoopman |
pottenkruier:
pǫtǝkrøjǝr (L288c Eind
[(id)]
)
|
Pottenkruier; koopman in aardewerk die met zijn handelswaar op een kruiwagen het land rondtrok. [monogr.]
II-8
|