19921 |
rolluik |
jaloezie:
žalǝzi (L288c Eind)
|
Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.]
II-9
|
34597 |
rongblokken |
schemels:
sxēmǝls (L288c Eind)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|
24239 |
roofvogel, algemeen |
stootkop:
stoeëtkop (L288c Eind)
|
roofvogel
III-4-1
|
20516 |
rookvlees |
gerookt vlees:
geruiktj vleîs (L288c Eind),
rookvlees:
ruikvleîs (L288c Eind)
|
rookvlees
III-2-3
|
20676 |
room |
room:
De roum vanne mêllek
roum (L288c Eind)
|
room
III-2-3
|
34606 |
rosdoek |
rosdoek:
rǫs˱dōk (L288c Eind)
|
Een onder de kar opgehangen doek waarin onder meer paardenvoer kan worden opgeborgen. [N 17, 84; A 26, 3a; monogr]
I-13
|
33924 |
roskam |
roskam:
rǫskamp (L288c Eind)
|
IJzeren kam met 4 à 8 fijngetande en op regelmatige afstand van elkaar op de vlakke onderzijde geplaatste kamboorden om paarden - ook koeien- te kammen of te rossen, voornamelijk om het stof, plukjes, strootjes e.d. uit het paardehaar te kammen. Vooraan is een afzonderlijke naar boven wijdgetande kamboord. Over alle vlezige delen, te beginnen met het kruis, wordt tegen de haren in gekamd; beenachtige gedeelten worden niet geroskamd. Is het paard fijn van haar of glad gestreken, dan heeft de roskam geen zin. Daarna dient het paard geborsteld te worden met de roskam in de ene en de borstel in de andere hand. Zie afbeelding 24. [N 18, 139]
I-9
|
33583 |
rotten, van fruit |
verschrumpelen:
verschrûmpele (L288c Eind)
|
verschrompelen
I-7
|