20770 |
speculaas |
speculatie:
Lözje ¯ne brok spikkelaasie
spikkelaa’sie (L288c Eind)
|
speculaas
III-2-3
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dēm (L288c Eind)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
18390 |
speld |
spelde:
spɛl (L288c Eind)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
33513 |
sperziebonen |
breekboontjes:
braekbuüenkes (L288c Eind)
|
spercieeboontjes
I-7
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
spēgəl (L288c Eind)
|
spiegel
III-2-1
|
34592 |
spil van de berries |
stang:
staŋ (L288c Eind)
|
IJzeren spil waarmee de berries van de slagkar bevestigd zitten aan de draagbomen onder de bak. [N 17, 18; N G, 56c]
I-13
|
24381 |
spinnenweb |
spinnenkop:
spinnekop (L288c Eind)
|
spinnenweb
III-4-2
|
24359 |
spitsmuis |
scheermuis:
schaermoês (L288c Eind)
|
spitsmuis
III-4-2
|
32749 |
spitten |
omspaden:
om[spaden] (L288c Eind),
spaden:
spāi̯ǝ (L288c Eind)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|