19277 |
vlug |
geviefd:
gevieftj (L288c Eind)
|
vlug
III-1-4
|
20483 |
voedsel |
kost:
Verklw. kösje Köstelik: kostelijk
kost (L288c Eind),
menagie:
Menaazieklep: mond (kazernetaal)
menaazie (L288c Eind)
|
kost || voedsel
III-2-3
|
19130 |
voelen |
voelen:
veule (L288c Eind)
|
voelen
III-1-4
|
28819 |
voering, voeringstof |
voering:
vø̄reŋ (L288c Eind)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
24268 |
vogel, algemeen |
gevogel:
mv.
gevuuêgel (L288c Eind),
vogel (enk.):
voeëgel (L288c Eind)
|
gevogelte || vogel
III-4-1
|
24487 |
vogelmuur |
muur:
geneeskrachtige plant
mieër (L288c Eind, ...
L288c Eind)
|
murik || murik, muur
III-4-3
|
20127 |
volière |
kevie:
kooi van gevlochten materiaal; oude bijenkorf door kippen als legnest gebruikt.
kee’vie (L288c Eind)
|
kooi v vogels
III-2-1
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bīǝr (L288c Eind)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
19412 |
vonk |
vonk:
voͅ.ŋk (L288c Eind)
|
vonk
III-2-1
|