e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte nachtschade stinkberenhout: stînkbieërehout (Eind) nachtschade III-4-3
zwarte roodstaart teerputtertje: ter’pötterke (Eind) zwarte roodstaart III-4-1
zweep gesel: gęi̯sǝl (Eind), klatsool: klatšul (Eind) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zwenghout, spoorstok koppel: kǫpǝl (Eind) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zwerm vogels klocht: troep vogels  klócht (Eind) zwerm, vlucht III-4-1
zwezerik soepietjes: Uitsluitend verklw, Uitsluitend mv.  sepietjes (Eind) zwezerik III-2-3
zwoegen poejakken: poeëjakke (Eind), pootaan spelen: poeëtaan spuuële (Eind), schrompen: schrômpe (Eind) flink doorwerken || hard werken || hard werken onder minder gunstige omstandigheden III-1-4
zwoord spekzwaard: Snietj de zwaars mer van daen herst aaf Doojt ¯s ¯n spekzwaars oónger ¯t kroekerraat, dan joónkertj ¯t neet mieër zoeë Eeder ziêne meuch, zag de jónk, vaader ¯t moos en ich ¯t spek  spekzwaars (Eind), zwaard: zwaars (Eind) spekzwoerd || zwoert III-2-3