34258 |
boter |
botter:
buǝtǝr (L288c Eind)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
20637 |
boterham |
boterham:
boeëteram (L288c Eind),
boöteram (L288c Eind)
|
boterham
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
bam:
Verklw. bammetje
bam (L288c Eind)
|
kinderlijk gezegde voor boterham
III-2-3
|
32556 |
boterkorf |
botermand:
buǝtǝrmaŋ (L288c Eind)
|
Rechthoekige mand met hengsel en aan de bovenzijde soms twee kleppen. Zie ook afb. 289. De boterkorf werd volgens het Venrays woordenboek (pag. 105) vroeger gebruikt door boeren om daarmee hun zelfgemaakte boter naar de markt te brengen. [N 20, 50; N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.]
II-12
|
19517 |
botervlootje |
boterpot:
Verklw. boeëterpötje
boeëterpot (L288c Eind, ...
L288c Eind),
botervlootje:
būətərvly(3)̄ətjə (L288c Eind)
|
botervloot || botervlootje
III-2-1, III-2-3
|
33644 |
bouwland |
bouwgrond:
bǫu̯wgronjtj (L288c Eind)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
19682 |
bouwval |
keviep:
kəvip (L288c Eind),
schevaak:
sxəvā.k (L288c Eind)
|
bouwval || oud en bouwvallig bouwsel
III-2-1
|
30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
buǝvǝlēxt (L288c Eind),
kopraam:
kǫprām (L288c Eind),
spinnekop:
spenǝkǫp (L288c Eind)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
25076 |
bovenmate, hevig, zeer |
ontaard:
óntaartj (L288c Eind),
ontiegelijk:
óntieglik (L288c Eind)
|
buitengewoon, in hoge mate
III-4-4
|
19406 |
braadpan |
braadpan:
brōͅtpan (L288c Eind),
kasserol:
kəstroͅl (L288c Eind)
|
braadpan || kookpan, braadpan
III-2-1
|