e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardappelmolen aardappelmolen: ē̜rpǝlmø̄lǝ (Eind), ęrpǝlmø̄lǝ (Eind) De aardappelmolen is het werktuig waarmee men de gekookte aardappelen tot puree maalt. [N 18, 134; monogr.] I-11
aardappelpannenkoek aardappelenkoekje: aerpelekukske (Eind) aardappelkoekje III-2-3
aardappelpuree aardappelenpotage: aerpelepetaazie (Eind) aardappelpuree III-2-3
aardappelriek, algemeen aardappel(en)riek: ɛrpǝlrēk (Eind) Riek met bolletjes ("kogeltjes") aan de uiteinden van de tanden, om aardappelen mee te verplaatsen, maar ook wel gebruikt om te rooien. Doorgaans heeft de aardappelriek negen tanden, de bietenriek zes, die wat verder uit elkaar staan, en de speciale riek om te rooien vier of vijf. Soms zijn de tanden van de laatste plat (en dan lijkt deze sterk op de Voerriek), terwijl die van de algemeen gebruikte riek rond zijn. Vergelijk ook het lemma Mestriek in aflevering I,1, blz. 8-10 en het lemma Bietenrek in deze aflevering. [N 18, 25a, 25b en 58; JG 1c, 2c; A 28, 3a; Lu 6, 3a; monogr.] I-5
aardappels schillen jassen: Verg. bargoens  jasse (Eind), schillen: aerpel schélle  schélle (Eind) aardappelen schillen || schillen III-2-3
aardbei aardbeer: aerbieër (Eind) aardbei I-7
aarden aarden: aârde (Eind) wennen III-1-4
aarden pot driekroonse pot: drejkrūǝnsǝ pǫt (Eind), roompot: rǫwmpǫt (Eind), uilespot: ūlǝspǫt (Eind) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
achterdocht achtergedacht: achtergedecht (Eind) achterdocht, berekening, overweging III-1-4
achtereen, na elkaar naastegang: naostegang (Eind) achtereen, na elkaar III-4-4