34283 |
aardappelmolen |
aardappelmolen:
ē̜rpǝlmø̄lǝ (L288c Eind),
ęrpǝlmø̄lǝ (L288c Eind)
|
De aardappelmolen is het werktuig waarmee men de gekookte aardappelen tot puree maalt. [N 18, 134; monogr.]
I-11
|
20779 |
aardappelpannenkoek |
aardappelenkoekje:
aerpelekukske (L288c Eind)
|
aardappelkoekje
III-2-3
|
20606 |
aardappelpuree |
aardappelenpotage:
aerpelepetaazie (L288c Eind)
|
aardappelpuree
III-2-3
|
33211 |
aardappelriek, algemeen |
aardappel(en)riek:
ɛrpǝlrēk (L288c Eind)
|
Riek met bolletjes ("kogeltjes") aan de uiteinden van de tanden, om aardappelen mee te verplaatsen, maar ook wel gebruikt om te rooien. Doorgaans heeft de aardappelriek negen tanden, de bietenriek zes, die wat verder uit elkaar staan, en de speciale riek om te rooien vier of vijf. Soms zijn de tanden van de laatste plat (en dan lijkt deze sterk op de Voerriek), terwijl die van de algemeen gebruikte riek rond zijn. Vergelijk ook het lemma Mestriek in aflevering I,1, blz. 8-10 en het lemma Bietenrek in deze aflevering. [N 18, 25a, 25b en 58; JG 1c, 2c; A 28, 3a; Lu 6, 3a; monogr.]
I-5
|
20899 |
aardappels schillen |
jassen:
Verg. bargoens
jasse (L288c Eind),
schillen:
aerpel schélle
schélle (L288c Eind)
|
aardappelen schillen || schillen
III-2-3
|
33482 |
aardbei |
aardbeer:
aerbieër (L288c Eind)
|
aardbei
I-7
|
18905 |
aarden |
aarden:
aârde (L288c Eind)
|
wennen
III-1-4
|
29574 |
aarden pot |
driekroonse pot:
drejkrūǝnsǝ pǫt (L288c Eind),
roompot:
rǫwmpǫt (L288c Eind),
uilespot:
ūlǝspǫt (L288c Eind)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
19021 |
achterdocht |
achtergedacht:
achtergedecht (L288c Eind)
|
achterdocht, berekening, overweging
III-1-4
|
25099 |
achtereen, na elkaar |
naastegang:
naostegang (L288c Eind)
|
achtereen, na elkaar
III-4-4
|