e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duimeling duimeling: doemeling (Eind) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duimhengsel geheng: gǝheŋ (Eind) Hengsel waarvan de veer draait op een in de muur of op het kozijn aangebrachte, oogvormig uitlopende, metalen pin. Zie ook het lemma 'Hengselduim'. [N 54, 80a; monogr.] II-9
duimstok duimstek: dūmstɛk (Eind), duimstok: dūmstǫk (Eind) Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.] II-12
duizendblad hazegerf: achillea millefolium  haazegerf (Eind) duizendblad III-4-3
duizendschoon duizendschoon: doêzentjschoeën (Eind), jonkertje: jûnkerke (Eind) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) III-2-1
dunne sjaal zijden sjaal: zi-jje sjaal (Eind) sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)] III-1-3
durven durven: dörve (Eind) durven III-1-4
dwarsdrijver warsdrijver: waersdriêver (Eind), warskop: waerskop (Eind) dwarsdrijver || weerbarstig persoon III-1-4
dweil dweil: dwɛ̄l (Eind) dweil III-2-1
dweilen dweilen: dwɛlə (Eind) dweilen III-2-1