20861 |
erwtensoep |
erwtensoep:
Verklw. ertesöpke
ertesop (L288c Eind)
|
erwtensoep
III-2-3
|
20855 |
eten (ww.) |
bikken:
bargoens Ich bîn zoeë dao, ieërst mót ich nog effe bikke
bikke (L288c Eind)
|
eten
III-2-3
|
20719 |
etensresten |
klitsklatsjes:
uitsluitend mv. uitsluitend verklw.
klitskletskes (L288c Eind),
knauwelen:
Aetj di-j knoûwel zellef mer op
knoûwele (L288c Eind)
|
etensrestjes
III-2-3
|
20172 |
familie |
familie:
femiêlie (L288c Eind)
|
familie
III-2-2
|
19142 |
fatsoenlijk |
ordentelijk:
ordêntelik (L288c Eind)
|
fatsoenlijk
III-1-4
|
19670 |
fauteuil |
fauteuil:
fōtøͅi̯ (L288c Eind)
|
fauteuil, gemakkelijke stoel
III-2-1
|
24144 |
fazant |
fazant:
fezânt (L288c Eind)
|
fazant
III-4-1
|
28760 |
fluweel, velours |
fluweel:
flǝwiǝl (L288c Eind),
velours:
flūr (L288c Eind)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
33528 |
framboos |
flamboos:
flamboeës (L288c Eind),
framboos:
framboeës (L288c Eind)
|
framboos
I-7
|