e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
miauwen kermauwen: klaaglijk miauwen  kermawwe (Eind) miauwen III-2-1
mier aamzeiksel: aomzeiksel (Eind) mier III-4-2
mijt mijt: miêt (Eind) mijt III-4-2
mijt afdekken afdekken: āf˱dękǝ (Eind) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mist, nevel (alg.) domp: domp (Eind), mot: moêt (Eind), nevel: neevel (Eind), Opm. is minder dichte mist dan moêt.  naevel (Eind) mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist, nevel III-4-4
misten, nevelig zijn dompen: doômpe (Eind) misten III-4-4
moeder mam: mam (Eind), moeder: moôder (Eind) moeder III-2-2
moederkruid knoopjes: knuipkes (Eind) moederkruid III-4-3
moedig (zijn) kloek: klook (Eind) moedig III-1-4
moeite moeite: meute (Eind), moôte (Eind) moeite III-1-4