e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moer moer: moôr (Eind) konijn, vrouwtje III-2-1
moerassig zompig: zômpig (Eind) moerassig III-4-4
moestuinx hof: hōf (Eind) [N 05A (1964)] I-7
moeten moeten: mótte (Eind) moeten III-1-4
mof mof: moef (Eind), mof (Eind) mof, koker van bont waarin met beide handen steekt [mof, moef, sjtoek] [N 23 (1964)] III-1-3
mogelijk mogelijk: muuëgelik (Eind) mogelijk III-1-4
mogen mogen: mooge (Eind) mogen III-1-4
mokken bronken: brônke (Eind), lippen: luppe (Eind), sipperlippen: supperluppe (Eind) begin van huilen, pruilen || mokken, pruilen || pruilen, de lip laten hangen III-1-4
molenwagen molenwagen: mø̜̄lǝwāgǝ (Eind) Vierwielige wagen met vaste voor- en zijwanden, waarvan de bak op veren rust. Het voor- en achterstel zijn met elkaar verbonden door middel van twee draagbalken. Het voorste asstel draait gemakkelijk door middel van metalen ringen die op de asbalk liggen. Deze wagen is lichter dan de langwagen, omdat de wielen lichter zijn. [N 17, 43b; N G, 51 + 71a; JG 1d] I-13
monnikskap papenmuts: mv. aconitum  paapemötse (Eind) monnikskap III-4-3