e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L430p plaats=Einighausen

Overzicht

Gevonden: 2224
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kossem kossem: kǫsǝm (Einighausen) Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107] I-11
kostganger kostganger: kosgenger (Einighausen) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
koude noordenwind, bijs koude wind: eine kauwe wèndj (Einighausen) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] III-4-4
kous met knoopjes puttee (eng.): poetjes (Einighausen), slobhoos: sjlôphaoze (Einighausen) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen hoos: Die hōùs is gans reg, zeen gein minderinge in ’t bein (Einighausen), hoas (Einighausen, ... ), ’t bein van die hōùs is te kort (Einighausen), n kousen]: haos (Einighausen) Die kous is helemaal recht, er zitten geen minderingen in het been. [DC 14A (1946)] || Het been van die kous is te kort. [DC 14A (1946)] || Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || kous [SGV (1914)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] III-1-3
kousenband bindel: bênjel (Einighausen) kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Einighausen) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraakbeen knoers/knors: knoosj (Einighausen) kraakbeen [SGV (1914)] III-1-1
kraanvogel kroenekraan: kroenekrane (Einighausen) kraanvogel [SGV (1914)] III-4-1
krabben kratsen: kratse (Einighausen) krabben [SGV (1914)] III-1-2