e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L430p plaats=Einighausen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leep, doortrapt leeps: lêpsj (Einighausen) leep [SGV (1914)] III-1-4
leerlooier looier: lø̄ǝr (Einighausen) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10
leeuw leeuw: leeuw (Einighausen) leeuw [SGV (1914)] III-3-2
lege eerste koe schot: šǫt (Einighausen) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
leggen leggen: lèkke (Einighausen) leggen [SGV (1914)] III-1-2
leiden dekken: dɛkǝ (Einighausen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lende lende: lènje (Einighausen) lendenen [SGV (1914)] III-1-1
lente, voorjaar uitergaans: oetergoans (Einighausen), vroegjaar: vruugjaar (Einighausen) lente [SGV (1914)] III-4-4
leren beenkap gamasche: kemasje (Einighausen) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten leren pats: lère patsj (Einighausen) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3