e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L430p plaats=Einighausen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
traptreden treden: trę̄ (Einighausen) De treden van de molentrap. [N O, 48h] II-3
trapwangen zijplanken: zīplɛŋk (Einighausen) De zijplanken of zijbalken van de molentrap waartussen de treden zitten. Zie ook afb. 21. [N O, 48g] II-3
treiteren plagen: ploage (Einighausen, ... ) kwellen [SGV (1914)] || sarren [SGV (1914)] III-1-4
trekharmonica monica: moneka (Einighausen) harmonica [SGV (1914)] III-3-2
trommelzucht oplopen: oplǫu̯pǝ (Einighausen) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
trui stoep: sjtup (Einighausen), trui: vrouluujtrui (Einighausen) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3
tuberculose tering: tē̜reŋ (Einighausen) Een besmettelijke ziekte die ontstaat doordat tuberkelbacteriën in het lichaam van het dier geraken. De besmetting kan op verschillde wijzen gebeuren: direct, doordat de smetstof met de ingeademde lucht of het opgenomen voedsel van lijders aan tuberculose belandt in het lichaam van gezonde stalgenoten; indirect, doordat de smetstof via zuivelfabrieken met de melk van het ene bedrijf op het andere terechtkomt. Het is een slepende ziekte. Zie ook het lemma ''tuberculose'' in wbd I.3, blz. 483.' [N 3A, 85a; N 52, 17a; A 48A, 30a] I-11
tuierhamer tuierhamer: tȳrhāmǝr (Einighausen) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11
tuierpaal stap: štap (Einighausen), tuierhout: tȳrhǫu̯t (Einighausen) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuin hof: hoaf (Einighausen) hof [SGV (1914)] III-2-1