e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L430p plaats=Einighausen

Overzicht

Gevonden: 2224
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoed: spotnamen kachelpijp: kachelpiep (Einighausen), roompot: [sic]  roumpot (Einighausen), tietz: titsj (Einighausen) hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: høǝ (Einighausen), hø̜̄jǝ (Einighausen), hø̜jǝ (Einighausen), tuieren: tȳrǝ (Einighausen) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoedenspeld hoedenspang: houdesjpang (Einighausen) speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)] III-1-3
hoef hoef: hou̯f (Einighausen), hǫu̯f (Einighausen) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoef van de koe hoef: hǫu̯f (Einighausen), poot: pōt (Einighausen) De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11
hoefstal, noodstal noodstal: nō(t)stal (Einighausen) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: houk (Einighausen) hoek [SGV (1914)] III-4-4
hoek van een stuk land tomp: tømp (Einighausen) Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.] I-8
hoektand oogstand: ougstendj (Einighausen) hoektand [DC 01 (1931)] III-1-1
hoepel reep: reip (Einighausen, ... ) Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] || hoepel [SGV (1914)] III-3-2