18399 |
hoed: spotnamen |
kachelpijp:
kachelpiep (L430p Einighausen),
roompot:
[sic]
roumpot (L430p Einighausen),
tietz:
titsj (L430p Einighausen)
|
hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
høǝ (L430p Einighausen),
hø̜̄jǝ (L430p Einighausen),
hø̜jǝ (L430p Einighausen),
tuieren:
tȳrǝ (L430p Einighausen)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
18624 |
hoedenspeld |
hoedenspang:
houdesjpang (L430p Einighausen)
|
speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33804 |
hoef |
hoef:
hou̯f (L430p Einighausen),
hǫu̯f (L430p Einighausen)
|
[S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14]
I-11, I-9
|
34099 |
hoef van de koe |
hoef:
hǫu̯f (L430p Einighausen),
poot:
pōt (L430p Einighausen)
|
De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b]
I-11
|
31592 |
hoefstal, noodstal |
noodstal:
nō(t)stal (L430p Einighausen)
|
Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
II-11
|
25008 |
hoek (tussen twee lijnen) |
hoek:
houk (L430p Einighausen)
|
hoek [SGV (1914)]
III-4-4
|
33646 |
hoek van een stuk land |
tomp:
tømp (L430p Einighausen)
|
Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.]
I-8
|
17763 |
hoektand |
oogstand:
ougstendj (L430p Einighausen)
|
hoektand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
22358 |
hoepel |
reep:
reip (L430p Einighausen, ...
L430p Einighausen)
|
Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] || hoepel [SGV (1914)]
III-3-2
|