18350 |
hoge schoen met elastieken tussenstukken |
rekschoen:
reksjoōn (L430p Einighausen)
|
schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
sneeuwschoen:
sjneesjoōn (L430p Einighausen)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24324 |
hommel |
hommel:
homel (L430p Einighausen),
hoomel (L430p Einighausen)
|
hommel [DC 09 (1940)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
19784 |
hond |
hond:
\' oe kort\'
hoendj (L430p Einighausen)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondskooi:
hŏndškooi (L430p Einighausen)
|
hondenhok [DC 10 (1941)]
III-2-1
|
21043 |
honing |
honing:
honeŋ (L430p Einighausen)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
kop:
kop (L430p Einighausen, ...
L430p Einighausen),
köp (L430p Einighausen)
|
hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
34638 |
hoofdbord |
kraan:
krān (L430p Einighausen)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
kopdoek:
(kopdouk) (L430p Einighausen),
plag:
plak (L430p Einighausen),
Opm. zachte k.
plak (L430p Einighausen)
|
hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
nonnenkap:
nônnekap (L430p Einighausen)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|