| 17997 |
huiveren |
schuiveren:
schøvere (L430p Einighausen)
|
huiveren [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 18595 |
hul |
hul:
betekenis: sluiertje voor H. Communie en bij rouw
höll (L430p Einighausen),
voile (fr.):
0
vaol (L430p Einighausen)
|
hul, höl, hulmuts, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 21333 |
huurpenning |
meepenning:
meijpenning (L430p Einighausen)
|
huurpenning [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 25153 |
ijs (alg.) |
ijs:
ies (L430p Einighausen)
|
ijs [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
| 18639 |
ijsmuts |
ijsmuts:
iesmötsj (L430p Einighausen)
|
ijsmuts [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 25157 |
ijzelen |
ijzelen:
iesele (L430p Einighausen)
|
ijzelen [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 33420 |
ijzeren deurtje voor het ovengat |
ovendeurtje:
[oven]dø̄rkǝ (L430p Einighausen)
|
Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b]
I-6
|
| 32767 |
ijzeren eg |
ijzeren [eg]:
īzǝrǝ [eg] (L430p Einighausen)
|
De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.]
I-2
|
| 32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L430p Einighausen)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
| 18348 |
ijzertje onder een schoen |
ijzertje:
iezerke (L430p Einighausen)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|