33613 |
in de moestuin werken |
in de moestem werken:
i de moessem wirke (L430p Einighausen)
|
[N P (1966)]
I-7
|
26290 |
inbijten |
uitlopen:
ūtlǫwpǝ (L430p Einighausen)
|
Het slijten van de kammen van het aswiel en de staven van het rondsel. [N O, 14g; Grof 105]
II-3
|
18849 |
ingetogen |
modest:
modes (L430p Einighausen)
|
ingetogen [SGV (1914)]
III-1-4
|
33017 |
ingezaaid land |
deringemaakt:
dǝrengǝmāk (L430p Einighausen),
toe:
tu (L430p Einighausen)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|
33030 |
inkappen, eerste slagen maken met de zicht |
inzichten:
enzextǝ (L430p Einighausen)
|
De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f]
I-4
|
21414 |
inktpot |
inktpot:
énkpot (L430p Einighausen),
inktstel:
enkschtel (L430p Einighausen)
|
inktpot [DC 14 (1946)]
III-3-1
|
26785 |
inkuilen |
inmaken:
imākǝ (L430p Einighausen)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
34074 |
jaarring |
ring om de hoorns:
reŋ om dǝ hø̜̄rǝ (L430p Einighausen)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
18705 |
jacquetjak |
jacquetjak (<fr.):
sjekètjèk (L430p Einighausen)
|
jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
sjekèt (L430p Einighausen),
slip:
sjlup (L430p Einighausen)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|