e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L430p plaats=Einighausen

Overzicht

Gevonden: 2224
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klep (van pet) klep: klèp (Einighausen) klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3
klepbroek klepboks: klepboks (Einighausen) broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] III-1-3
klepel klepel: klêpel (Einighausen) klepel [SGV (1914)] III-3-3
kletsen babbelen: Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.  babbele (Einighausen) praten [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [snateren] snateren: sjnatere (Einighausen) snateren [SGV (1914)] III-3-1
kletswijf klappei: Opm. klank van kei - kaij; lei - laij. Is scheldnaam voor babbelachtige vrouw.  klappaij (Einighausen) klappei [SGV (1914)] III-3-1
klit klit: klet (Einighausen) klis (plant) [SGV (1914)] III-4-3
klomp klomp: klomp (Einighausen), klump (Einighausen), klumpe (Einighausen), klômp (Einighausen) Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] || In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] II-12, III-1-3
klompschoen klompschoen: klômpsjoon (Einighausen), klompschoen  klumpschjoon (Einighausen) Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)] || klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)] III-1-3
kluit aarde kluit: klȳt (Einighausen), klø̜t (Einighausen), knode: knǭ (Einighausen) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8