e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Einighausen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pot-roede pot-roede: pot-roede (Einighausen) Metalen roede, genoemd naar de fabrikant Pot. De pot-roede is opgebouwd uit vier stalen platen en vier hoekprofielen die aan de binnenkant met klinknagels aan elkaar worden bevestigd. Volgens de invuller uit l 430 is het een ijzeren roede waaraan twee wieken zijn bevestigd. Zie ook afb. 40. [N O, 6d] II-3
poten poten: pǭtǝ (Einighausen), zetten: zętǝ (Einighausen) In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-5
potkachel stoof: gewone ronde heet sjtouf  štoͅu̯f (Einighausen) kachel [SGV (1914)] III-2-1
potstal meststal: męs[stal] (Einighausen) Een potstal is een ouderwetse stal, met als voornaamste functie het winnen van mest. De bodem is niet geplaveid; de koeien staan direct op de grond en de mest. Omwille van de mest stonden de koeien vroeger het hele jaar op stal, later alleen in de winter. Het vee stond in twee rijen, vastgebonden aan de stalpalen. Over de mest heen werd strooisel gespreid en zo kwamen de koeien steeds hoger te staan, tot de potstal "vol" was. De mest in de potstal werd regelmatig verplaatst, maar de potstal werd slechts één of twee keer per jaar uitgemest. De potstal verdween om hygiënische redenen. In armoedige streken, zoals in de Kempen, waar men grote behoefte aan mest had, is de potstal het langst blijven bestaan, totdat de kunstmest opkwam. Waar de potstal niet bekend is geweest, heeft men er vaak wel een woord voor, dat men van elders kent. Waar de potstal vroeger de gewone stal was, werd hij gewoon "stal" of "koestal" genoemd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 7. [N 5A, 49a; N 4, 65; JG 1a en 1b; monogr.] I-6
prei poor: poar (Einighausen), geen mv  poar (Einighausen) [DC 13 (1945)]prei [SGV (1914)] I-7
prent(je) beeld(je): biltje (Einighausen) prent [SGV (1914)] III-3-2
pret, schik plezier: plezeir (Einighausen), ps. moet het niet plezeir zijn?  weer höbbe plezier gehad (of gad) (Einighausen), spa (du.): sjpas (Einighausen), weer höbbe sjpas gehad (of gad) (Einighausen) [schik] wij hebben ~gehad [SGV (1914)] || schik [SGV (1914)] III-1-4
priester geestelijke: geisselik (Einighausen) priester [SGV (1914)] III-3-3
priestersteek met ronde luifel hoed: hout (Einighausen) priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)] III-3-3
prikkeldraad puntdraad: pønjtjdrǭt (Einighausen), tankeldraad: taŋkǝldrǭt (Einighausen) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8