e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Einighausen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vieruursboterham koffiedrinken, het -: koffedrènke (Einighausen), koffiedrinken (Einighausen) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
vijl vijl: vīl (Einighausen) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.] II-12
vinger vinger: vinger (Einighausen) vinger [DC 01 (1931)] III-1-1
vingerlid knokkel: kneukel (Einighausen) (vinger)kootje [DC 01 (1931)] III-1-1
vink boekvink: bōūkvìnk (Einighausen) Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] III-4-1
visaas aas: aos (Einighausen), visjeswormpje: idiosyncr. + soms fon. schrift Engels  vösjeswurmke (Einighausen) aas [SGV (1914)] || wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel visgarde: vösjgêrd (Einighausen) hengel [SGV (1914)] III-3-2
vitsen rijen: riǝ (Einighausen) Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9
vlaamse gaai markolf: merkëf (Einighausen), mĕrköf (Einighausen) Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] || meerkol [SGV (1914)] III-4-1
vlechtlatten steekstekken: štē̜kštɛkǝ (Einighausen) Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld] II-9