e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijgnaald rijgnaalde: rixnǭj (Eisden) Naald met een lang wijd oog en geen scherpe punt om een band of een elastiek in een schuif te trekken. Zie afb. 9. [N 59, 12; N 62, 49b; monogr.] II-7
rijgsteek rijgsteek: ręjxstēk (Eisden) Zie afb. 31. [N 59, 52a; N 62, 16a; N 62, 6] II-7
rijke lieden rijke lui: rieke luj (Eisden) Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1
rijksveldwachter veldwachter: veltjwachtər (Eisden) Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): e nə zjənderm (Eisden) Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
rijp rijp: rīēp (Eisden) rijp [RND] III-2-3
rijshout, bonenstaak rijs: ries (Eisden), rijs (Eisden) Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [ZND 06 (1924)] I-7
rijtuig voiture: fǝtȳr (Eisden) Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr] I-13
rijzadel rijzadel: ri ̞i̯zāl (Eisden) Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b] I-10
rijzen, uit de aren vallen ruizelen: ry.zǝlǝ (Eisden) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4