e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

Gevonden: 3771
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broedende kip op eieren brok: brok (Eisden) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broeder broeder: broeders (Eisden) Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)] III-3-3
broeder-onderwijzer frater (lat.): frater (Eisden) Een broeder onderwijzer, frater [fra, sjefra]. [N 96D (1989)] III-3-3
broedhen broedbeest: brø̄i̯biǝs (Eisden) Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
broedhokje kotje: kôêtje (Eisden) Hoe heet verder: broedhokje, broedvak? [N 93 (1983)] III-3-2
broedschotel schotel: sjchôôtel (Eisden) Hoe heet verder: aarden schotel dienend als nest? [N 93 (1983)] III-3-2
broek broek: brōk (Eisden  [(Eisden)]   [Eisden, Zwartberg]) Broek gemaakt van zeer stevige stof en voorzien van dubbele knieēn. Volgens een informant van Q 121 is de "kuilboks" een onderdeel van de "kuilmontuur". [N 95, 61; monogr.] II-5
broek met split broek met een gulp vanvoor: gölp als in böll  brook met een göllp van vör (Eisden) een broek met een slip aan de voorkant [N 59 (1973)] III-1-3
broek: algemeen boks: boks (Eisden), Voor kinderen.  buks (Eisden), broek: brok (Eisden), brook (Eisden), Lange broek.  brōk (Eisden) broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] III-1-3
broekenmaker broekenmaker: brōkǝmē̜kǝr (Eisden) Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b] II-7