e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

Gevonden: 3771
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eerder te weinig dan te veel gemeten te min gewaagd: das te min gewoag (Eisden) Hoe zegt men als een winkelier eerder te weinig dan te veel meet of weegt? Vertaal: Dat is ... gemeten, gewogen. [ZND 36 (1941)] III-3-1
eerste communie eerste communie (<lat.): ieëse kemunie (Eisden) De eerste H. Communie. [N 96D (1989)] III-3-3
eerste ei eerste ei: iĕrste ei (Eisden) Hoe heet verder: het eerste ei? [N 93 (1983)] III-3-2
eerste luiden voor de mis luiden: ⁄t loejt (Eisden) Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de eerste maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3
eerste mis van de neomist eerste mis: z`n ieëste mès doen (Eisden) De eerste H. Mis van de Neomist in de parochie van herkomst [priemiets, ieësjte maes]. [N 96D (1989)] III-3-3
eerste nazwerm endelaar: ɛ.ŋǝlę̄r (Eisden) De eerste nazwerm of met de voorzwerm meegerekend de tweede zwerm. Ze is kleiner dan de voorzwerm. Acht of tien dagen nadat de voorzwerm is weggevlogen, vliegt de tutende, nieuw uitgelopen en nog onbevruchte moer of koningin met een deel van het bijenvolk weg. In deze eerste nazwerm kunnen koninginnen zitten die allemaal nog onbevrucht zijn. Zij vormen ofwel nieuwe afsplitsingen ofwel zij bevechten elkaar op leven en dood, totdat er nog één koningin overblijft. Een volk kan slechts één koningin gebruiken. [N 63, 29c; N 63, 37b; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5; A 9, 6; monogr.] II-6
eerste opbod uitzetten: die heeft het uitgezet  dait ⁄t oètgəzat (Eisden) Eerste opbod bij een openbare verkoping. [ZND 36 (1941)] III-3-1
eerste pas eerste pas: īǝstǝ pas (Eisden) De eerste, ruwe pas waarvoor het colbert geheel in elkaar moet worden geregen zonder voering. Volgens de informant van K 361 is er maar één pas. [N 59, 76a] II-7
eetbak voederbak: de voorbak (Eisden) Hoe heet verder in Uw dialect: de eetbak? [N 93 (1983)] III-3-2
eeuwig eeuwig: ieëwig (Eisden) Eeuwig [ieëweg, èwwig]. [N 96D (1989)] III-3-3