23267 |
gulden mis |
gulden mis:
ai als baie
de gəjjəmais (Q007p Eisden)
|
Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
18541 |
gulp van een broek |
gulp:
gölp (Q007p Eisden),
gøləp (Q007p Eisden)
|
dit split [N 59 (1973)] || gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19075 |
gunnen |
gunnen:
gunne (Q007p Eisden)
|
Ge moet hem dat geluk gunnen [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
34065 |
guste koe |
herloopse vaars:
hɛrløi̯psǝ vɛi̯s (Q007p Eisden)
|
Jong rund dat maar niet voor de eerste keer drachtig te krijgen is. [N 3A, 24]
I-11
|
25142 |
guur, kil en schraal weer |
killig (weer):
killig (Q007p Eisden),
killīg waeer (Q007p Eisden),
koud (weer):
kaut (Q007p Eisden),
ai als in blaire
kaut wair (Q007p Eisden)
|
kil [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
29733 |
haag |
heg:
ęk (Q007p Eisden)
|
Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.]
I-8
|
24532 |
haagappel |
haagappel:
zie ook ZND01, a-m en u 79, apart ingevoerd
hagappel (Q007p Eisden)
|
haagappel, kleine steenvrucht vd haag- of meidoorn [ZND 24 (1937)]
III-4-3
|
24876 |
haagwinde |
berwinde:
bǝrwęnj (Q007p Eisden),
klimop:
klemǫp (Q007p Eisden),
klimop (Q007p Eisden),
-
klimop (Q007p Eisden),
pispot:
pispot (Q007p Eisden),
verwinde:
verwing (Q007p Eisden),
vęrweŋ (Q007p Eisden),
-
verwing (Q007p Eisden)
|
Calystegia sepium (L.) R.Br. Zeer algemeen voorkomend onkruid vooral op bouwlanden en vochtige gronden, klimmend in heggen en dergelijke met een tot 3 meter lange, windende, vrijwel kale stengel en hart- tot pijlvormige bladeren. De grote klokvormige bloemen zijn wit (soms roze) van kleur. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes (Convolvulus sepium L.). Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de kleinere, kruipende akkerwinde (zie lemma Akkerwinde). De volgorde van de varianten van het type winde is: 1. de tweelettergrepige woorden; 2. in de eenlettergrepige naar klinker: /e - ē - ę - i/. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [JG 1c, 2c; A 17, 6a; L 1, a-m; L 1u, 80; L 15, 5; S 11; monogr.; add. uit JG 1b] || haagwinde [Goossens 1b (1960)] || hagewinde [ZND 01 (1922)]
I-5, III-4-3
|
27898 |
haaks op de laag |
bergslag:
bɛrxslāx (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Julia])
|
Gezegd van ondersteuningen. Men spreekt van "haaks op de laag" of "bergslag" geplaatste stijlen, wanneer zij loodrecht tussen dak en vloer zijn geplaatst. In het geval dat dak en vloer niet evenwijdig aan elkaar lopen, staan de stijlen "bergslag" als zij haaks onder het dak zijn gezet. [N 95, 295; monogr.]
II-5
|
29075 |
haaksplit |
haakse slip:
hǭksǝ sløp (Q007p Eisden)
|
Een split in haakse vorm. [N 59, 90a]
II-7
|