18285 |
kleerborstel |
borstel:
ne beustel (Q007p Eisden),
kleerborstel:
kleierbeustel (Q007p Eisden)
|
een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
19389 |
kleerhanger |
klederhanger:
klęjǝrhaŋǝr (Q007p Eisden)
|
Gebogen houtje of beugel met haak waarop men jas of mantel zonder kreuken kan ophangen. [N 59, 35; monogr.]
II-7
|
19677 |
kleerkast |
klederkast:
kleͅi̯ərkas (Q007p Eisden)
|
kleerkast [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
kist:
kes (Q007p Eisden),
kest (Q007p Eisden)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
28709 |
kleermaker |
kleer-/kledermaker:
klęjǝrmēkǝr (Q007p Eisden),
snijder:
snīdǝr (Q007p Eisden)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|
28710 |
kleermaker - smaadnamen, bijnamen |
lappenschelm:
lapǝšɛlm (Q007p Eisden)
|
Scheld- of spotnamen en bijnamen voor de kleermaker. [N 59, 197c]
II-7
|
28715 |
kleermakersbedrijf |
atelier:
atǝljē (Q007p Eisden)
|
Algemene benaming voor het kleermakersbedrijf. [N 59, 202b; monogr.]
II-7
|
28921 |
kleermakersborstel |
klopper:
klopǝr (Q007p Eisden)
|
Borstel, meestal van paardenhaar, waarmee men bij het persen de wolvezels in de goede richting schuiert. In het algemeen borstelt men hiermee stof en kleren schoon. Zie afb. 20. [N 59, 32]
II-7
|
28872 |
kleermakerskrijt |
krijt:
krīǝt (Q007p Eisden),
tekenkrijt:
tęjkǝnkrīt (Q007p Eisden)
|
Het kleermakerskrijt wordt gebruikt om patronen op de stof over te nemen. Deze krijtlijnen verwijdert men later weer. Het krijt is vier- of driehoekig van vorm (Gerritse, pag. 21) en voelt vettig aan (Papenhuyzen III, pag. 9). Men kan ook met behulp van een zogenaamde rokkenspuit een lijn trekken. Door verstuiven van krijtpoeder kan men hiermee een lijn op de rok trekken om een rechte zoom te krijgen op de juiste hoogte. Zie afb. 6 en 7. [N 59, 5; N 62, 66; monogr.]
II-7
|
28865 |
kleermakerstafel |
tafel:
tǭfǝl (Q007p Eisden)
|
De tafel waarop of waaraan de kleermaker werkt. Deze tafel wordt gewoonlijk gemaakt van vurenhout. Dikwijls laat men op de tafel een triplex blad maken, omdat vurenhout wel eens splintert en men geen last wil hebben van naden trekken in het blad (Papenhuyzen III, pag. 6). [N 59, 1a]
II-7
|