e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruien vervoeren: vǝrvø̄rǝ (Eisden) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: kroèk (Eisden) kruik [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruim binnenste, het -: bainenste (Eisden) kruim [ZND 29 (1938)] III-2-3
kruimel greumel: greuməl broèt (Eisden) kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3
kruin kruin: kròèn (Eisden) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] III-1-1
kruis kruis: krȳ.s (Eisden), krȳs (Eisden), kruus: cf. uw  e kruus, twiè kruuzer (Eisden) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-11, I-9, III-3-3
kruisbeeld crucifix (<lat.): kruusifiks (Eisden), lieve-heerkruis: leeven hieëre kruus (Eisden, ... ) Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruisbeen kruisbeen: krȳsbɛi̯n (Eisden) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11
kruisbes kroenzel: krunšəl (Eisden), verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 138  kronschel (Eisden) kruisbes [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] I-7
kruisheer kruisheer: Kruushieër (Eisden) Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)] III-3-3