e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lei lei: ’n lei (Eisden) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lei(en) daklei(en): daakleije (Eisden, ... ) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
leiden leiden: lɛi̯ǝ (Eisden) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leien dak leien dak: lęjǝn dāk (Eisden) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9
leischoenen sloffen: sloffen (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg]) Geleidingsschoenen van de schachtkooi die met enige speling om de geleidingsbomen van de schacht sluiten. [N 95, 97; monogr.] II-5
lek geworden verrateld: vǝrrātǝlt (Eisden) Een lek in een vat of ton wordt meestal veroorzaakt door uitdroging van het hout waardoor de banden los gaan zitten en de duigen en bodemplanken niet meer tegen elkaar aan sluiten. [N E, 52] II-12
lende lende: pien in de lijnje (Eisden) ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] III-1-1
lendenen en kuil lenden: lęi̯njǝ (Eisden), miltkuil(en): me.ljku.lǝ (Eisden) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
lenen lenen: liejne (Eisden) leenen [ZND 14 (1926)] III-3-1
lente, voorjaar vroegjaar: vreujoar (Eisden) lente [ZND 30 (1939)] III-4-4