e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muilkorf voor kalveren mandje: møntjǝn (Eisden) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muilpeer slag op de muil: Plat.  slaag op tien moel (Eisden) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
muiltje muiltje: mülkəs (Eisden) muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
mulle grond zavel: zāvǝl (Eisden) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntige koe brulkoe: brølkō (Eisden) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11
muts met pompon kaboutermuts: kaboͅutərmöts (Eisden) muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] III-1-3
muts: algemeen muts: möts (Eisden), Ouderwets vrouwenkapsel.  møts (Eisden), pats: patš (Eisden, ... ) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND] III-1-3
mutsaard, houtmijt houtmijt: ps. omgespeld volgens Frings.  hoͅu̯tmit* (Eisden), mijt: mīt (Eisden), schansenmijt: ps. omgespeld volgens Frings.  šansəmit* (Eisden) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)] I-7
muur muur: muǝr (Eisden) Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld] II-9
muurbloem flier: -  fleer (Eisden) muurbloem III-4-3