id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
29110 | opnaaisel | opnaaisel: opniǝjsǝl (Eisden) | Omgenaaide plooi in een kledingstuk waardoor het korter wordt. [N 62, 20] II-7 |
19235 | opnieuw beginnen | opnieuw beginnen: opnoo-uwts bəginnə (Eisden), opnieuw maken: opnauw makə (Eisden), overnieuw beginnen: euvernauws beginnen (Eisden) | opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)] III-1-4 |
33145 | opnieuw wannen | triēren: triē̜rǝ (Eisden) | Als men uit het gezuiverde graan het beste zaad wil halen dat zal dienen als zaaigraan, moet men opnieuw wannen. Men draait de wanmolen dan vlug rond zodat al het fijnere graan wegvliegt. Soms gebeurt dit niet met de wanmolen, maar door het graan te zeven; zie het lemma ''zeven met de handzeef'' (6.3.11). De omschrijvende opgaven met behulp van het heteroniem van het lemma wannen, zoals nog eens doordraaien, of voor de tweede keer doorjagen, zijn hier niet opgenomen. [JG 1a, 1b -gedeeltelijk-] I-4 |
32928 | opper | huist: hū.st (Eisden) | De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3 |
29016 | oppoffen | oppoffen: oppofǝ (Eisden) | Tot een pof opnemen. [N 62, 29] II-7 |
27859 | opproppen | patatten maken: patatten maken (Eisden [(Eisden)] [Zwartberg, Eisden]) | Een met springstof gevuld gat door middel van een waterpatroon of een van steenstof of leem gemaakte prop afsluiten. [N 95, 404; monogr.; Vwo 15; Vwo 48; Vwo 126; Vwo 177; Vwo 569; Vwo 571] II-5 |
18030 | oprispen | oprupsen: oprupsche (Eisden) | oprispen [ZND 05 (1924)] III-1-2 |
33152 | opstapelen van graanzakken | ophopen: ǫphøypǝ (Eisden), stapelen: stāpǝlǝ (Eisden) | Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24] I-4 |
33078 | opsteken van de schoven | opsteken: ǫpstē.kǝ (Eisden) | Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4 |
17900 | optillen | opheffen: ophəffə ? (Eisden), opoeuffe (Eisden), òbøfə (Eisden), oplichten: opleechte (Eisden) | dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || optillen [RND] III-1-2 |