id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23414 | priesterkoor | koor: koeër (Eisden, ... ) | Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
23307 | priestersteek met ronde luifel | steek: stek (Eisden) | priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)] III-3-3 |
24041 | priesterwijding | priesterwijding: priesterwi-jing (Eisden) | De Priesterwijding. [N 96D (1989)] III-3-3 |
22862 | prijzen (mv.) | prijzen: prizə (Eisden) | prijzen (mv.) [RND] III-3-2 |
33740 | prikkeldraad | pikdraad: pekdrǭt (Eisden) | Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8 |
22356 | priktol | dop: dop (Eisden), Oorpr. opg. bij 21! doͅp (Eisden), ijsdop: ijsdop (Eisden) | Gewone tol (die met een koord wordt geslingerd). [ZND 01u (1924)] || Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)] III-3-2 |
21515 | proces-verbaal | proces-verbaal: de kregs e perses(verbaal) (Eisden) | Proces-verbaal. [ZND 05 (1924)] III-3-1 |
28011 | produktiegereed | vaardig: vę̄rdex (Eisden [(Eisden)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | Gezegd van een pijler die gereed is om in produktie gebracht te worden. [N 95, 198] II-5 |
19272 | profiteren | profiteren: van de occasie profiteere (Eisden), Ik heb ervan geprofiteerd (uit iets voordeel trekken). ich əp tə van geprofitairt (Eisden) | Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)] III-1-4 |
18190 | pronkveer op een hoed | pluim: ploem, pluumke (Eisden), plom (Eisden) | Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)] || pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3 |