34071 |
vetkoe |
vetbeest:
vētbiǝs (Q007p Eisden)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
mastgras:
masgrās (Q007p Eisden),
vetgras:
vētgrās (Q007p Eisden),
vetwei:
vētwɛi̯ (Q007p Eisden)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄.lǝ (Q007p Eisden)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
23910 |
vier uitersten |
vier uitersten:
veër uuterste (Q007p Eisden)
|
De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32256 |
vierde deel van een stuk boomstam |
schei:
šęj (Q007p Eisden)
|
Zie de toelichting bij het lemma ɛklievenɛ.' [N E, 9]
II-12
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəve:ərt (Q007p Eisden)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffie, de -:
koffie (Q007p Eisden)
|
de maaltijd die gewoonlijk rond vier uur in de namiddag gebruikt wordt, het vieruurtje [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
e knepke (Q007p Eisden),
knɛpke (Q007p Eisden)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
e kwaartsje (Q007p Eisden),
kwartjə (Q007p Eisden)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
17768 |
vinger |
vinger:
viŋər (Q007p Eisden)
|
vinger [RND]
III-1-1
|