34036 |
zwartbonte koe |
zwartbonte:
žwartbǫntǝ (Q007p Eisden)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 126]
I-11
|
34037 |
zwartbonte koe met scherp gescheiden witte en zwarte banen |
bonte hollander:
bǫntǝ hǫlɛnjǝr (Q007p Eisden)
|
[N 3A, 127]
I-11
|
33481 |
zwarte bes |
zwarte wiemerten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
zwarte wiemert (Q007p Eisden)
|
zwarte aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
24345 |
zwarte bladluis |
meelde:
miljə (Q007p Eisden)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
34039 |
zwarte koe |
moor:
mōr (Q007p Eisden)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129]
I-11
|
34040 |
zwarte koe met geheel witte kop |
witte moor:
wetǝ mōr (Q007p Eisden)
|
[N 3A, 130a]
I-11
|
34041 |
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen |
blaaroger:
blau̯rǝø̄gǝr (Q007p Eisden)
|
[N 3A, 130b]
I-11
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraag:
kraag (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
kraai:
geen fon.doc.
kraai (Q007p Eisden)
|
kraai [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-1
|
24865 |
zwarte nachtschade |
nachtschaal:
naxšāl (Q007p Eisden)
|
Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.]
I-5
|
28724 |
zwartwerk |
ceremoniekleder:
serǝmǝniklęjǝr (Q007p Eisden)
|
Het werk dat bestaat uit het maken van vooral zwarte gelegenheidskleding. [N 59, 194c]
II-7
|