20586 |
fruit bewaren |
laten liggen voor rijp te worden:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
loatə lique veur riep te wairə (Q007p Eisden),
laten ontzweten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
loate ontzweite (Q007p Eisden)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
33529 |
fruit, ooft |
fruit:
fruit (Q007p Eisden)
|
[ZND 05 (1924)]
I-7
|
24443 |
fruitworm |
made:
māj (Q007p Eisden)
|
worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19094 |
futloze jongen |
lummel:
dat is ə nə lumməl (Q007p Eisden)
|
Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
28225 |
gaaskap |
dobbelzeef:
dobǝlzēf (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
De gaaskap of gaaskorf die zich onder de kooi van de veiligheidslamp bevindt. [N 95, 247; monogr.]
II-5
|
18345 |
gaatje voor de schoenveter |
rijggat:
rejgatər (Q007p Eisden)
|
gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28925 |
gaatjestang |
gaatjestang:
gø̜̄tjǝstaŋ (Q007p Eisden)
|
Met deze tang maakte men door middel van een holpijpje aan de bovenste zijde van de tang of door middel van een wieltje met verschillende holpijpjes ronde gaatjes voor de knoopsgaten. De informant van L 416 had een tang met 6 tandjes om verschillende gaten te maken. De informant van Q 198 kende geen gaatjestang. [N 59, 30a]
II-7
|
28762 |
gabardine |
gabardinestof:
gabǝrdinstof (Q007p Eisden)
|
Wollen, halfwollen, katoenen of zijden stof met hoogliggende, steile keper, waterdicht gemaakt voor regenkleding (Van Dale, pag 804). [N 62, 87; N 62, 98; N 59, 201; N 62, 75f; MW; monogr.]
II-7
|
21557 |
gadeslaan? |
gadeslaan:
dien zake gaajsloon (Q007p Eisden),
d⁄n zakə gaajsloon (Q007p Eisden)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
26073 |
galerij |
voie/vôye:
vuj (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zolder])
|
Mijngang in de kool of het gesteente, nagenoeg volgens de strekking van de koollaag. De invuller uit Q 15 merkt daarover voor de mijn Maurits op dat een galerij evenwijdig aan de laag of door de laag werd gedreven. Een evenwijdig aan de laag gedreven gang, een steengalerij, kon dienst doen als watergalerij. Galerijen in de laag konden zowel "toevoergalerij" als "afvoergalerij" zijn. Soms was een "afvoergalerij" later de "toevoergalerij" voor een andere pijler in diezelfde laag, terwijl het omgekeerde ook kon voorkomen. [N 95, 372; N 95, 383; monogr.; Vwo 69; Vwo 332; Vwo 845]
II-5
|