e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

Gevonden: 3771
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gieten, hard regenen gieten: dich geetst, hä goot, gegote  geeten (Eisden), sprotsen: t water sjpots troèt  sjpots (Eisden) gieten, gutsen [ZND 25 (1937)] || gutsen [ZND 24 (1937)] III-4-4
gieter spuit: spuit (Eisden, ... ) gieter [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)] III-2-1
gist gist: ges (Eisden), gęs (Eisden) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)] II-1, III-2-3
glacé glac (fr.): glases (Eisden) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3
glad, glijdend glad: glaat (Eisden, ... ) glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)] III-4-4
glas-in-loodraam glas-in-loodraam: glaas in loeëdraam (Eisden), glaas-in-loeëdraom (Eisden), glas-in-loodvenster: glaas in loeëdvinster (Eisden), glaas-in-loeëd vinster (Eisden) Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)] III-3-3
glijbaan roetsjbaan: /  rojtsbaan (Eisden), rootsbaan (Eisden), schuifaf: /  schuuf-aaf (Eisden) glijbaan [SND (2006)] III-3-2
glijden kaaien: kijje (Eisden), kɛjje (Eisden) hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)] || slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen) [ZND 06 (1924)] III-1-2
glimlachen greilachen: wnt V, 644: greien: krijten, schreien  grielache (Eisden), grijnslachen: grinslache (Eisden) hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)] III-1-4
god de vader god: God (Eisden) God de Vader. [N 96D (1989)] III-3-3