e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
filter in de melkzeef zijdoekje: zęi̯døkskǝ (Eksel) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
fitis fitis: fietis (Eksel), fitis (Eksel) fitis || fitis (11 talrijk in boompjes en struiken; zang zacht en zoetvloeiend [N 09 (1961)] III-4-1
flambouw flambouw (<fr.): flambouw (Eksel, ... ) Een lantaarn met daarin een brandende kaars die tijdens de processie naast het Allerheiligste werd meegedragen, flambouw. [N 96C (1989)] III-3-3
flank zijkanten: zęi̯ka.ntǝ (Eksel) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flauwvallen bezwijmd neervallen: bezwömd (Eksel), flauwvallen: floo vallen (Eksel, ... ), kwalijk vallen: kollik (Eksel), kóllik (Eksel), köllek vallen (Eksel), kəlik valən (Eksel), van zijn center gaan: van zenne senter gooên (Eksel), van zijn center vallen: hij voelt van zenne senter (Eksel), van zijn eigen gaan: van zen eege gooên (Eksel), van zèn eege gooën (Eksel), van zijn klot vallen: hij voelt van zenne klòt (Eksel), van zenne klot vallen (Eksel), van zijn sus vallen: hij voelt van zenne sus (Eksel), van zɛnə səs valən (Eksel) Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] || in bezwijming vallen [ZND B1 (1940sq)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)] III-1-2
flensje boekweitse koek: boegiezekoek (Eksel) flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)] III-2-3
flink; flinke persoon nijg: nei-jig (Eksel) geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)] III-1-4
fluim rochel: rochel (Eksel) fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)] III-1-2
fluimen uitspuwen rochelen: rochelen (Eksel), rochels uittuffen: rochels ōēttuffen (Eksel) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fokmerrie kweekmeer: kwēkmēr (Eksel) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9