e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geloof geloof: geloeëf (Eksel) Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloven geloven: gelouven (Eksel), geluven (Eksel) Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] III-3-3
geluid van naderend onweer rommelen: rommelen (Eksel) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] III-4-4
geluidloos een wind laten er een dood pitsen: ter innen doeëd pitsen (Eksel) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)] III-1-1
geluidloze wind boffer: boffer (Eksel) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)] III-1-1
geluk geluk: i glək (Eksel) een geluk [ZND A1 (1940sq)] III-1-4
gelukken lukken: lukken (Eksel) een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben gelukzak: gelukzak (Eksel) iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4
gemakkelijk spelegaans: spelegoa⁄ns (Eksel) geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] III-1-4
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken handigste: hennigste (Eksel) de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)] III-1-4