id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22441 | gemaskerd persoon | carnavalszot: carnavalszot (Eksel), vastenavondgek: vastenovedgek (Eksel), vastenavondsgek: inə vàstənòvəsgɛk (Eksel) | Een gemaskerd persoon. [ZND B1 (1940sq)] || Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
18945 | gemeen | gemeen: gemeen (Eksel), gəmīn (Eksel) | gemeen [ZND A2 (1940sq)] || slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)] III-1-4 |
21718 | gemeentebelasting | gemeentebelasting: gemèntebelasting (Eksel) | de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)] III-3-1 |
21712 | gemeenteheide | gemeentehei: gemèntehee (Eksel) | de gemeenteheide [aard] [N 90 (1982)] III-3-1 |
21705 | gemeentesecretaris | secretaris: sikretoaris (Eksel) | het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)] III-3-1 |
18958 | gemene vrouw | kwaad wijf: da is ê kwaod wief (Eksel), ros: t is n ros (Eksel), serpent: serpent (Eksel) | Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)] || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)] III-1-4 |
18814 | gemoed | gemoed: gemoed (Eksel) | het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)] III-1-4 |
23994 | generale absolutie | volle aflaat: vollen afloat (Eksel) | Een generale absolutie, waaraan een volle aflaat is verbonden [jeneraal-abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23981 | generale biecht | generale biecht: generaal biecht (Eksel) | Een algemene of generale biecht, vaak bij missie en retraite [jeneraalbiech]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
18165 | genezen | genezen: genezen (Eksel), gənēzən (Eksel) | genezen (ww) [ZND A1 (1940sq)] || Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)] III-1-2 |