19688 |
gieter |
gieter:
gitər (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel)
|
gieter [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)] || gieter (van tuinier) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18053 |
gif |
vergif:
vergif (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
vergift:
vergift (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17879 |
gispen, geselen |
klatsen:
klatsen (L353p Eksel),
meppen:
meppen (L353p Eksel),
met een smak slaan:
met de smak slooën (L353p Eksel),
smakken:
smakken (L353p Eksel)
|
Met een tak of zweep slaan (smikken, geselen, klatsen) [N 108 (2001)] || slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20949 |
gist |
gist:
ges (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
gęs (L353p Eksel)
|
Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)]
II-1, III-2-3
|
18687 |
glacé |
leren haas:
lere haasen (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glattig:
glatig (L353p Eksel)
|
glad [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
23380 |
glas-in-loodraam |
loodraam:
loeedroom (L353p Eksel)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19399 |
glasgordijn |
gordijn:
gødeͅi̯ng (L353p Eksel)
|
Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19386 |
glazenkast |
glazenkast:
glōͅəzəkas (L353p Eksel)
|
Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20556 |
glazig |
glazig:
gloazig (L353p Eksel)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|