24894 |
herfst, najaar |
bamistijd:
bamistij (L353p Eksel)
|
het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25151 |
herfstdraden |
kanten lapje:
é kante lepke (L353p Eksel)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19907 |
herfstsering |
floks:
Spelling: \"fonetiek-dialect\"= Frings
floͅks (L353p Eksel)
|
Herfstsering (Phlox paniculata L.). De bladeren zijn alle breed, meestal 2 cm of meer. De stengel is hoog, veelal 1 m of meer, tevens gevlekt, met talrijke, tot een dikke tros verenigde, bloemen. de kelkslippen zijn spits. De kroon heeft een lange buis en [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24877 |
herik |
herik:
hęrǝk (L353p Eksel)
|
Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5
|
34145 |
herkauwen |
hirken:
herekǝn (L353p Eksel),
hērǝkǝn (L353p Eksel),
hęrkǝn (L353p Eksel),
irken:
erǝkǝ (L353p Eksel)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
21713 |
herstemmen |
herkiezing (zn.):
herkiezing (L353p Eksel)
|
opnieuw stemmen als er bij de eerste stemming geen beslissing valt [balloteren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23258 |
het angelus luiden |
angelus:
et angelus louwen (L353p Eksel),
engel des heren:
den engel des hiere louwen (L353p Eksel),
luiden:
het lauwt (L353p Eksel)
|
Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)] || Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23802 |
het doopwater wijden op paaszaterdag |
wijwater wijden:
wiewater wijen (L353p Eksel)
|
Het gebruik om op Paaszaterdag het doopwater te wijden en wijwater te halen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20322 |
het einde van zijn leven |
het end van zijn leven:
’t en van z’n leven (L353p Eksel)
|
op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
23742 |
het heilig hartbeeld laten introniseren |
inwijden:
inwijjen (L353p Eksel)
|
Een beeld van het H.Hart in het huisgezin laten introniseren, d.w.z. plechtig een ereplaats geven, door een parochiegeestelijke, wanneer die op huisbezoek komt. [N 96B (1989)]
III-3-3
|