23801 |
het vuur wijden op paaszaterdag |
nieuw vuur:
now vuur (L353p Eksel)
|
Het gebruik om op Paaszaterdag het vuur te wijden. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23619 |
het zielboek voldoen |
zondagsgebed betalen:
zondagsgebed betole (L353p Eksel),
zonnigsgebed betoale (L353p Eksel)
|
Het zielenboek voldoen, de hiervoor verschuldigde bijdrage betalen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32923 |
heukeling |
heukel:
hø̄.kǝl (L353p Eksel)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|
32924 |
heukelingen spreiden |
breken:
[breken] (L353p Eksel),
uiteengooien:
[uiteengooien] (L353p Eksel)
|
Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.]
I-3
|
17645 |
heup |
heup:
hoop (L353p Eksel)
|
heup [N 10b (1961)]
III-1-1
|
18087 |
heupjicht |
flerecijn:
fleurecien (L353p Eksel),
fleuresien (L353p Eksel),
flurreciên (L353p Eksel),
reuma
fleuresièn (L353p Eksel),
sciatique (fr.):
ischias
siatiek (L353p Eksel),
verschot:
{v\\rscho.\\t}
verschoot (L353p Eksel)
|
flerecijn (heupjicht; Fr. sciatique) [ZND 01u (1924)] || Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (geschot, steek(te), pleurijs). [N 84 (1981)] || Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (ischias, geschot, steek(te), pleurijs, flerecijn). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33704 |
heuvel |
berg:
bɛrx (L353p Eksel)
|
Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22]
I-8
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
berg:
⁄n berg (L353p Eksel),
bergje:
bér-é-gske (L353p Eksel)
|
een kleine hoogte [hoogje] [N 91 (1982)] || heuvel [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
25028 |
hevige slag |
klavats:
klavaats (L353p Eksel)
|
een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
vers:
vars (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel)
|
een hiel (van de voet) [ZND B1 (1940sq)] || hiel (van den voet) [ZND 01u (1924)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)]
III-1-1
|