18258 |
hoge hoed |
buishoed:
buishoed (L353p Eksel)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20448 |
hoge hoed bij begrafenis |
buishoed:
buishoed (L353p Eksel)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-2-2
|
32445 |
hoge klomp |
hoge klomp:
hūgǝ [klomp] (L353p Eksel)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|
18376 |
hoge klomp? |
hoge klomp:
hoege klomp (L353p Eksel)
|
klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
tongschoen:
tongschoen (L353p Eksel)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21866 |
hogen |
hogen:
ps. niet omgespeld, dus letterlijk overgenomen!
hyjəgən (L353p Eksel)
|
de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22024 |
holenduif |
holduif:
hoolduif (gew.uitspr.) (L353p Eksel)
|
holenduif
III-4-1
|
24323 |
hom |
melk:
WLD
melk (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24324 |
hommel |
hommelaar:
WLD
hommele’r ([hoͅməlɛr) (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
homp:
homp (L353p Eksel)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|