17959 |
hurken |
(zich) hukken:
hoeken (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel),
op zijn hukken gaan zitten:
op zijn hoeken gon zitten (L353p Eksel),
zich op zijn hukken zetten:
hij zedde zich op z`n hooken (L353p Eksel)
|
hij hurkte neer [ZND 01u (1924)] || hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22405 |
hutselen |
rammelen:
rammele (L353p Eksel),
rammelen (L353p Eksel),
ramələ (L353p Eksel)
|
schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren] [N 112 (2006)] || Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21333 |
huurpenning |
drinkgeld:
driŋkgɛ̄lt (L353p Eksel),
godspenning, enz.:
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
weurel (L353p Eksel)
|
huurpenning (aan dienstboden gegeven) [ZND B2 (1940sq)] || Wordt er aan de nieuwe dienstboden een handgeld gegeven? Hoe heet dit? meepenning [ZND 01u (1924)]
III-3-1
|
21142 |
huurrijtuig |
taxi:
taxi (L353p Eksel)
|
een huurrijtuig [fiaker] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20429 |
huwelijk |
trouw, de -:
trouw (L353p Eksel)
|
de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24049 |
huwelijksafkondigingen |
roepen:
roepen (L353p Eksel)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24048 |
huwelijksexamen |
ondertrouw:
ondertrouw (L353p Eksel)
|
Het huwelijksexamen bij de pastoor. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23516 |
huwelijksmis |
trouwmis:
trouwmès (L353p Eksel)
|
De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21667 |
hypotheek |
hypotheek:
hypotheek (L353p Eksel)
|
de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21216 |
identiteitskaart |
eenzelvigheidskaart:
eenzelvigheidskoa-w-ert (L353p Eksel)
|
de gelegaliseerde kaart waaruit iemands identiteit blijkt [identiteitsbewijs, indentie-bewijs, eenzelvigheidsbewijs] [N 90 (1982)]
III-3-1
|